Petje en Potje
Meisje

Aflevering 33: Vreemde Mariska

Kevin loopt samen met Joris en Jolinda naar huis. Joris kletst aan een stuk door over wat hij allemaal op de kleuterschool heeft gedaan. “En toen gingen we buitenspelen en ik was als eerste de tikker, maar ik was heel snel. Ik had al snel Marjolein getikt. Na het buitenspelen mochten we kleien. Dat vond ik heel leuk. Ik heb een vaas gekleid. Een hele grote. Misschien mag ik die nog een keer meenemen voor mamma”, vertelt hij aan zijn zus en aan Kevin.

Jolinda luistert maar half. Terwijl Joris nog aan het vertellen was over zijn schooldag, vraagt ze ineens aan Kevin “Heb jij ook iets geks gemerkt aan Mariska?”. “Ik heb er niet echt opgelet”, antwoordt hij. “Vond je het niet raar dat Mariska zomaar in de klas praatte tegen de juf? Ze gaf gewoon antwoord. Normaal schrijft ze altijd het antwoord op een briefje en geeft dat aan de juf”. “Shit, je hebt gelijk. Ik heb Mariska nog nooit eerder horen praten. Wat stom dat het me niet is opgevallen in de klas!”.
“Het viel mij meteen op, maar het leek wel of de rest van de klas het heel normaal vond dat ze ineens gewoon wat zei. Ik denk dat niemand erover na heeft gedacht. Het is natuurlijk ook veel normaler dat iemand praat”. “Je hebt gelijk”, antwoordt Kevin, “er moet wel iets aan de hand zijn als ze zo ineens toch gaat praten. Ik hoop dat het niets ernstigs is”. “Ik weet het niet. Ik heb er geen goed gevoel bij”.

In het klaslokaal kijken Mariska en de juf naar de deur die verder opengaat. Eventjes is ze bang dat het meneer Vuur binnenkomt. De stem klonk zo streng. “Ik kom Mariska, Matthijs en Freek ophalen”. Het is haar vader. “Dag meneer Vrolijk. Freek is volgens mij al naar huis.  De bel is al gegaan. U moet hem wel bijna zijn tegengekomen”, zegt de juf, “maar kunt u mij vertellen wat er met Mariska aan de hand is? Ze heeft vandaag voor het eerst in mijn klas gesproken”. “Zozo. Dat is wel heel bijzonder. Het is ook niet niks wat er allemaal gebeurd is”.
Mariska weet niet wat ze ervan moet denken. Gaat haar vader nu vertellen van het varkentje dat ze met de club beschermen?
“Ik kan het nu niet allemaal uitleggen, want ik weet zelf ook nog niet alles precies. Kan ik Mariska nu meenemen? Ik kom dan morgen wel even langs om u precies uit te leggen wat er aan de hand is?”, zegt haar vader tegen de juf. “Ik hoop dat het niets ernstigs is, meneer Vrolijk. Met u en uw vrouw gaat verder toch wel alles goed?” vraagt de juf. “Ja, hoor met ons gaat verder alles prima. Ik moet alleen even een hartig woordje spreken met mijn kinderen. Kan ik Mariska meenemen?”. De juf vindt het goed. “Kom Mariska, we gaan Matthijs ophalen en dan wandelen we samen naar huis”. Mariska staat langzaam op en gaat met haar vader mee. “Tot morgen Mariska. Ik vond het leuk je stem nu eens te horen. Ik hoop dat je vaker gaat praten!”, roept de juf haar nog na. Mariska zwaait nog voorzichtig, maar durft niet meer achterom te kijken.

Aflevering 34: Waar is Matthijs?

Samen lopen vader en Mariska Vrolijk naar de klas van Matthijs. Het is een eindje lopen omdat ze helemaal buiten om de school heen moeten. Als ze aankomen bij het lokaal gaat de deur net open. De juf komt naar buiten en achter haar aan lopen alle klasgenootjes van Matthijs. De kinderen pakken één voor één hun jas van de kapstok af en gaan dan naar buiten waar alle ouders staan om ze op te halen.


“Zie jij Matthijs al”, vraagt meneer Vrolijk aan Mariska. Ze schud met haar hoofd en kijkt nog eens extra goed of ze haar kleine broertje al naar buiten ziet komen. “Ik ook niet”, zegt haar vader. “Ik ga het de juf wel even vragen. Misschien moet Matthijs nog iets afmaken”.
Meneer Vrolijk loopt naar de juf en vraagt waar Matthijs is. “Nou Matthijs moest vlak voor het einde van de dag naar de wc en hij is daar nog niet van terug gekomen, meneer Vrolijk”, antwoordt de juf. “Oh. Dat is gek. Hoe lang is dat geleden”. “Nou toch al zeker tien minuten. Zullen we anders even naar binnenlopen en kijken of hij nog op het toilet is?”. “Dat lijkt me een goed idee, juffrouw Bastiaans”.


Samen met de juf loopt meneer Vrolijk naar binnen om te kijken waar Matthijs blijft. Als ze bij de toiletten komen is er niet één wc hokje op slot. “Matthijs, zit je nog op het toilet?”, roepen ze bijna tegelijk. Er komt alleen geen antwoord.
“Matthijs ben je daar?”, roept vader Vrolijk nog een keer. “Ik ga wel even naar binnen om te kijken, juffrouw Bastiaans. Misschien kunt u vast nog even in het klaslokaal kijken of hij misschien daar nog is?”. “Dat lijkt me goed, meneer, ik zie u zo buiten weer terug”.

Meneer Vrolijk doet deurtje voor deurtje de wc-hokjes open, maar nergens zit Matthijs. Als hij het laatste hokje heeft gecontrolleerd, loopt hij weer door de gang naar de uitgang toe. Snel kijkt hij nog even bij de kapstokken, maar ook daar is Matthijs niet te vinden. Als hij buiten komt, staat de juf ook alweer bij Mariska.

“Heeft u hem ook niet gevonden, juffrouw?”. “Nee”, antwoordt de juf, “misschien is hij direct naar huis gelopen”. “Nou dat lijkt me wel een beetje raar, want meestal wacht hij wel op zijn grote zus. Maar misschien heeft u wel gelijk, juffrouw Bastiaans. Laten we ook maar naar huis gaan Mariska. Als hij daar nog niet is, dan zien we wel even verder”.

Mariska knikt. Ze heeft zo het vermoeden dat Matthijs ook niet thuis zal zijn. Maar waar is hij dan wel? Hij zal toch niets geks aan het doen zijn? Misschien is hij wel op zijn eigen houtje naar het witte biggetje gegaan om hem naar een nieuwe schuilplek te brengen. Dat zou niet slim zijn. Eerst maar eens naar huis...

Aflevering 35: Matthijs heeft een plan

Kleine Matthijs is stiekem eerder de school uitgegaan. Vijf minuten voordat de bel zou gaan, vroeg hij de juf of hij misschien even naar de wc mocht. Hij gaat alleen niet naar de wc. Via de achterkant van het gymlokaal is het mogelijk om zonder gezien te worden de school te verlaten. Hij heeft een plan om het witte biggetje te redden, zodat het niet ontdekt zou worden. Die ochtend was hij dan misschien zo stom geweest om per ongeluk het plan te verraden. Nu gaat hij het goedmaken en het biggetje met zijn moeder naar een nieuwe veilige plek brengen.

Zo snel als hij kan rent hij van de achterkant van de school in de richting van het bos. Via het bos is de schuilplaats achter de schuur van meneer Vuur veel makkelijker te bereiken. Doordat Matthijs nog zo klein is, kan niemand hem door de struiken zien rennen. Binnen een paar minuten bereikt hij het bos. Het is een beetje vochtig. Het motregent eigenlijk de hele dag al een beetje.
“Ik moet nu niet teveel lawaai meer maken”, bedenkt Matthijs zich, “anders hoort de boswachter me misschien”. Hij sluipt als een tijger door het bos. Ineens voelt hij zich al net zo groot als zijn grote broer Freek en als Kevin. Het hangt nu allemaal van hem af. Hij was dan misschien wel zo stom om zich vanmorgen te verspreken. Als ze straks aan het einde van de middag allemaal bij elkaar komen in het clubhuis, dan kan hij vertellen dat hij helemaal alleen het witte biggetje en de moeder naar een veilige nieuwe plek heeft gebracht. Dan zullen ze hem hopelijk wel vergeven dat hij ’s ochtends tegen zijn moeder heeft gezegd wat de club aan het doen was.

Hopelijk ligt het touw er nog en stribbelt de moeder niet te veel tegen. Zo sterk is Matthijs nog niet, maar met wat lekker voer als lokmiddel moet het lukken. Hij heeft een uur de tijd en dan moet hij snel naar het clubhuis. Om vijf uur hebben ze afgesproken.
Als hij bijna bij de schuilplek is, waar het biggetje met zijn moeder verblijven, mindert Matthijs zijn snelheid. Heel zachtjes sluipt hij naar het hek. Hij luistert of hij de hond of meneer Vuur niet hoort. Zij mogen hem niet ontdekken. Hij ziet dat de moeder rustig tegen de muur van het schuurtje aanligt. Het witte biggetje staat een halve meter naast zijn moeder naar een vliegje te happen. In de hoek van de schuilplek ligt het touw. Alles ziet er goed uit. Voorzichtig opent Matthijs het hek. Het kraakt een beetje. De moeder doet haar oogjes open en kijkt hem aan. Het biggetje heeft nog niets in de gaten, maar dan ineens voelt Matthijs dat hij door iemand op zijn rug wordt getikt. “Wat ben je aan het doen?”, fluistert iemand hem toe.

Aflevering 36: Versterking

“Uhm…niets hoor. Ik kijk gewoon even rond”, antwoordt Matthijs. Hij staat stokstijf stil. Zo erg is hij geschrokken van de hand die op zijn rug tikte en de stem die hem vroeg wat hij deed.

“Draai je maar om hoor. Volgens mij heb je nog niet eens door wie ik ben, of wel?”. Met een bibberende stem zegt Matthijs: “Nee…uhm… ik weet niet wie je bent”. “Nou kom op. Draai je om dan. Ik ben toch gewoon Freek, je broer”. Matthijs zucht diep. Dat hij dat niet eens doorhad. Natuurlijk is het de stem van Freek. “Dat je mijn stem niet eens hebt herkend zeg. Tss, belachelijk. Maar volgens mij kom je hier hetzelfde doen als ik of niet. Ik wilde namelijk zo snel als mogelijk het witte biggetje met de moeder naar een nieuwe plek brengen. Als pa en ma straks naar meneer Vuur gaan, of nog erger naar de politie, dan moeten ze hier weg zijn”.
Matthijs is nog steeds een beetje beduusd van de schrik. “Ja Freek. Dat wilde ik ook doen”. “Dat kan je toch helemaal niet alleen. Je bent nog zo klein. Wees maar blij dat ik er bij ben, Thijssie”, zegt Freek stoer. Het enige dat Matthijs nog kan antwoorden is een hele zachte “Ja”.
 
Matthijs doet de deur van het hekje open. De moeder schrikt een beetje en staat op. Het kleine biggetje holt meteen enthousiast naar Matthijs. Het lijkt wel of ze doorheeft dat Matthijs haar komt redden. “Had je al een plan, Matthijs?”, vraagt Freek dan. “Heb je al nagedacht over een goede plek waar we ze naar toe kunnen brengen zonder dat we gezien worden?”

Oh jee, daar had hij nog niet over nagedacht. Het is toch maar goed dat zijn grote broer erbij is. Die weet vast wel een oplossing. “Uhm…ik dacht dat ik dat wel zou bedenken als we eenmaal weg waren. Misschien bij oma?”. “Dat kan toch helemaal niet. Oma woont wel twintig kilometer verderop. Hoe wil je daar nu komen. Lopen is veel te ver en als je met de bus gaat ziet iemand je. De chauffeur zou trouwens ook nooit iemand van jouw leeftijd zomaar meenemen zonder dat paps of mams erbij is”. “Oh, waarom niet? Ik ben anders al heel groot hoor”. “Maar nog niet zo groot dat je alleen met de bus naar oma kunt”. “Echt wel!”. “Niet waar, maar we moeten nu even geen ruzie maken. We moeten samenwerken om het biggetje te werken. Doordat jij vanmorgen je mond voorbij praatte zitten we met dit probleem en dat moet nu opgelost worden. Je wilt toch niet dat ze alsnog gevonden worden?”.

“Nee, Freek”, antwoordt Matthijs een beetje bedrukt. “Weet jij wel waar we ze goed kunnen verstoppen?”. “Ik zou het zo ook niet weten. Misschien moeten we ze eerst maar even naar het clubhuis brengen in het bos”. “Dat kan toch helemaal niet? Hoe krijgen we ze dan in de boomhut. Wilde zwijnen kunnen toch niet klimmen?”. “Nee, gekkie. We gebruiken de touwlift. Kevin en ik hebben die vorige week getest en volgens mij lukt het daarmee wel. Het enige is, dat we ze daar niet alleen kunnen laten. Ook ’s nachts niet. Maar dat is voor later. We moeten ze nu eerst in veiligheid brengen. Kom op, Matthijs, pak jij het biggetje?”. “Oké!”, antwoordt Matthijs opgewekt. Hij heeft weer wat meer vertrouwen in een goede afloop gekregen. 

Print this page

MaandagDinsdagWoensdagDonderdagVrijdag
gtop
gbottom




gtop
gbottom